Ga naar de inhoud

De Schotse Kerkgeschiedenis

Door: Jan Labruyere

Als het boek ‘Kom naar de Levensbron’ je interesseert, wil je misschien wel meer weten over de Schotse kerkgeschiedenis. Daar zijn veel goede boeken over geschreven, maar op deze pagina geven we je alvast een kleine kerkgeschiedenis, in vogelvlucht.

Schotland is een land met een groot geestelijk erfgoed. Een land waarin de Heere veel wonderen gedaan heeft. Door de eeuwen heen heeft de Schotse kerk gestreden om deze erfenis te bewaren.  Voor enig inzicht in de geestelijke en kerkelijke situatie in de tijd van ds. R. M. McCheyne is het goed om te weten in welke traditie we hem een plaats moeten geven. Ik wil dat duidelijk maken met behulp van enkele markante punten uit de geschiedenis van de Schotse kerk.

1505          

De Schotse theoloog George Wishart, heeft de Reformatie leren kennen in Zwitserland en verbreidde het door zijn indringende prediking onder de Schotten. Hij is één van de eerste slachtoffers van de Roomse inquisitie. In 1546 sterft hij de marteldood in St. Andrews. Zijn werk wordt voortgezet door zijn leerlingen, van wie John Knox (1505 -1572) het meest op de voorgrond treedt. In de St. Gilles in Edinburgh hebben de woorden Gods geklonken, gesproken door Zijn knecht John Knox. Hier hebben ook de scherpe en veroordelende woorden geklonken tegen koningin Mary Stuart. Knox stelde haar zondige levenswijze aan de kaak. In de 16e eeuw heeft de kerk van Schotland veel veranderingen meegemaakt. Vanaf het begin van de Reformatie is in de kerkregering, belijdenis en liturgie gestreefd naar het voorbeeld van Calvijn. De kerkdiensten zijn sober en men houdt zich aan de presbyteriaanse kerkregering; met predikanten, ouderlingen en diakenen.                                                                    De regerende vorsten van het huis van Stuart proberen echter in de Schotse kerk het bisschoppelijke systeem in te voeren. Dat wil zeggen dat de predikanten benoemd worden door de bisschoppen, die op hun beurt aan de kroon verantwoording schuldig zijn. Deze vorm van kerkregering wordt wel de episcopaalse kerkregering genoemd. Daarbij is de koning(in) in feite hoofd van de kerk. Verder wil men de liturgie aanpassen: men wil tijdens de kerkdiensten gebruik maken van gezang- en gebedenboeken. Dit alles doet de Schotse protestanten echter te veel denken aan de roomse praktijk.                                                           

1560                                                                                                                                                          

In 1560 heeft John Knox zich fel verzet tegen de invloed van de koning. Het is hem gelukt om de kerkregering naar calvinistisch model in het Parlement te laten bekrachtigen. Kort na de dood van John Knox (1572) dreigt er echter alweer gevaar. De zoon van Maria Stuart, Jacobus VI, komt in 1567 aan de regering. Hij wil de Schotse kerk aanpassen aan de bisschoppen-hiërarchie, zoals deze in Engeland geldt. Hij eist meer invloed in kerkelijke zaken en probeert het land weer te verroomsen. Onder leiding van Andrew Melville keren een groot aantal edelen en predikanten van de Schotse kerk zich tegen dit streven van de koning. In 1580 wordt het “National Covenant” (het nationale verbond) van kracht, dat waarborgen bevat voor de handhaving van de presbyteriaanse kerkvorm. Het bisschoppenstelsel wordt afgeschaft. Dit is echter slechts voor een korte tijd.

In 1625 volgt Karel I zijn vader Jacobus VI op. Tijdens zijn regering neemt de strijd om de belijdenis van de Schotse kerk toe. Karel haat het calvinisme en jaagt ook de edelen tegen zich in het harnas. Hij wil alles wat aan de Reformatie doet wegwerken. Zo vindt hij dat er een nieuw liturgisch dienstboek en een nieuwe kerkorde moet komen. KareI wil wat de kerkregering betreft nog verder gaan dan het bisschoppelijke systeem. Hij wil dat de kerk geregeerd wordt naar erastiaans model (genoemd naar Erastus, die de kerk als verlengstuk van de overheid zag). Zijn drijfveer is dat de kerk zich onderwerpt aan het gezag van de koning. De bisschoppen geven opnieuw de toon aan in de kerk. De getrouwe predikanten zitten intussen ook niet stil. Van alle kanten stromen de protesten naar Edinburgh.

1638                                                                                                                                                               

Op 28 februari 1638 verzamelen zich 6.000 mensen op het kerkhof van de Greyfriars Church in Edinburgh. Uit alle lagen van de bevolking zijn ze er: de adel, de predikanten, de burgers en het ‘gewone’ volk. Ze zijn gekomen om het Nationaal Verbond met God te sluiten en te ondertekenen. De tekst van het  verbond is door ds. Henderson en Lord Warriston opgesteld. Het verbond is een vernieuwing en bekrachtiging van het in 1580 gemaakte Covenant (verbond), ten gunste van de leer van de Reformatie.                                                       

Daar staat ds. Alexander Henderson met opgeheven hoofd, te midden van de duizenden. Men voelt de ernst van de zaak en men zal een eed afleggen voor Hem, Die de harten doorzoekt. Een gedeelte uit het Covenant luidt: “Wij beloven en zweren bij de grote Naam van onze God en Heere dat wij onze belijdenis en gehoorzaamheid aan de genoemde godsdienst zullen handhaven tegenover God, tegenover de koning en ons land’. De kerk in Schotland zal openlijk getuigenis geven van het besluit om de protestantse leer en levenshouding vast te houden door middel van het ondertekenen van een ‘National Convenant’.  Op 23 februari 1638 om vier uur wordt de eerste handtekening onder het document gezet. Ds. Henry Rollock riep in een aangrijpend gebed de naam van de Verbondsgod aan.  Uur na uur gaat dat door. Sommigen tekenen in plaats van met inkt, met hun eigen bloed, met de toevoeging: ‘tot in de dood’.  Het is een aangrijpend gebeuren. Rijk en arm, edelen en onderdanen leggen hun eed van trouw af. Op vele plaatsen wordt het ‘National Covenant’ gelezen en ondertekend. De gebeurtenis wordt in Schotland wel aangeduid met Second Reformation (Tweede Reformatie). De voorstanders van de presbyteriale kerkregering worden voortaan ‘covenanters’ genoemd.

In 1640 wordt het National Covenant door het parlement bekrachtigd. Ds. Alexander Henderson is de bezielende leider van de presbyterianen. Dat is niet altijd zo geweest. Aanvankelijk is hij een vurig aanhanger van de episcopale kerkvorm. Zijn eerste gemeente is dit echter helemaal niet. De dag waarop hij intrede zal doen, spijkeren de gemeenteleden de deuren van de kerk dicht, zodat ds. Henderson en een vriend genoodzaakt zijn door een raam naar binnen te klimmen. De dienst vindt plaats in een leeg kerkgebouw. Als hij eens onder het gehoor van ds. Robert Bruce is (één van de presbyteriaanse predikanten en een strijder voor de kerk) wordt hij getroffen door de tekst: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, die niet ingaat door de deur der schapen, maar van elders inklimt, is een dief en moordenaar”. Er vindt een ommekeer plaats bij ds. Henderson en dat leidt er toe dat hij zich afkeert van de episcopaalse kerkvorm. Hij heeft een belangrijk aandeel gehad in de strijd voor de gereformeerde belijdenis. Namens de Schotse kerk wordt hij – met dr. Samuel Rutherford- afgevaardigd naar de Westminster Synode waar de Westminster confessie wordt vastgesteld. Dit is een gereformeerd belijdenisgeschrift, dat tot op de dag van vandaag door veel presbyteriaanse (zendings-) kerken als belijdenisgeschrift aanvaard wordt.  

Enkele bekende personen                      

Ds. Samuel Rutherford heeft in zijn leven veel smaad moeten verdragen. Hij is geboren omstreeks 1600 en hij was al op heel jonge leeftijd professor in de filosofie. Later wordt hij predikant. Hij heeft veel geschreven. Vanwege één van zijn boeken is hij een tijdlang geschorst geweest. De bisschop klaagt hem aan bij de kerkelijke inquisitie, omdat hij de leer van Arminius fel heeft bestreden. Tijdens zijn hoogleraarschap in St. Andrew (de plaats waar ook John Knox gewoond heeft) mag hij veel jongeren opleiden tot het predikambt. Zijn prediking is krachtig en leidt bij velen tot bekering. Zelfs tijdens zijn sterfbed is er nog een beschuldiging tegen hem ingesteld en wordt hij gedagvaard voor de rechter. Maar hij laat meedelen dat hij voor een andere rechtbank moet verschijnen, waarvan de Rechter zijn Vriend is. Nog voor de dag dat hij voor de aardse rechter moet verschijnen, overlijdt hij. Hij ligt begraven op de begraafplaats in St. Andrew. Naast hem ligt begraven de latere bekende rector van de theologische opleiding: Thomas Halyburton.                                               

De periode van 1638 tot 1660 is een bewogen periode in de geschiedenis van Schotland. Twee markante figuren uit de Schotse kerkgeschiedenis zijn de neefs James Guthrie (1612-1661) en Wiliam Guthrie (1629 – 1665). Beiden hebben hun leven gegeven in de dienst van God. James Guthrie wordt in Edinburgh ter dood veroordeeld en opgehangen. Op het schavot klinken zijn laatste woorden: ‘Jezus Christus is mijn Licht, mijn Leven en mijn gerechtigheid’ Vrienden brengen zijn lichaam naar de Greyfriars begraafplaats. Zijn hoofd werd te kijk gezet op de muur van Netherbow Port- nabij het John Knox House. Zijn zoontje William ging elke dag kijken. Hij stond er een tijdlang te kijken en fluisterde dan: ‘Dat is het hoofd  van mijn vader’. 

Het land wordt geteisterd door burgeroorlogen. In 1645 wordt KareI I door troepen van het Engelse parlement verslagen. In 1649 wordt de koning onthoofd en Cromwell wordt heerser in het Britse rijk. De Schotten accepteren dit niet en Karel II wordt in Schotland tot koning uitgeroepen. In 1658 sterft Cromwell en Karel II neemt in Engeland en Schotland de regeringsmacht in handen. In 1661 worden door Karel II de bisschoppen weer ingevoerd in de Schotse kerk. Er breekt nu een donkere tijd aan voor de kerk in Schotland. Bij de wet wordt bepaald dat alle predikanten die de bisschoppen niet erkennen uit hun ambt gezet zullen worden. Vele covenanters worden beboet, gevangen gezet en verbannen. De jaren 1684 – 1685 worden in de Schotse kerkgeschiedenis ‘killing times’ genoemd. Zo’n 18.000 mensen zijn in deze jaren van vervolging omgekomen. De gemeenten moesten samenkomen op verborgen plaatsen in de Schotse Hooglanden. Ze waren verjaagd, verstrooid en verdrukt.

Een bekende predikant in deze tijd is Richard Cameron. Hij preekt vele malen in de heuvels van de Schotse Hooglanden. Als hij voor de eerste maal het Heilig Avondmaal in de openlucht bedient, komen duizenden mensen naar deze plaats. Het volk is diep onder de indruk van zijn prediking. Richard Cameron spreekt door een bijzondere zalving van de Geest. Overal waar hij komt, maakt hij zich vrij van het bloed van zijn hoorders. De laatste nacht van zijn leven brengt hij door in Meadowhead, vergezeld van 63 covenanters. Als ’s morgens een vrouw hem water geeft om zich te wassen en hij zich afdroogt en naar zijn handen kijkt, zegt hij: ‘Dit is de laatste maal dat ze gewassen worden. Het is nodig dat ik ze was, want zij zullen door velen gezien worden’. Bij het horen van deze woorden begint de gastvrouw te huilen. Ds. Cameron reageert met de woorden: ‘Ween niet over mij, maar over uzelf en over de uwen vanwege de zonden van een zondig land, want u hebt vele treurige en droevige dagen voor u’. Op diezelfde dag worden de covenanters verrast door een groep dragonders. Ontsnappen is niet meer mogelijk. Ds. Cameron, die de vijand op hem ziet afkomen, spreekt een kort gebed uit, waarin hij driemaal herhaalt: “Heere, spaar het groene en neem het rijpe”. In de eenzame heuvels van Ayrshire sterft Richard Cameron met acht medestrijders voor het getuigenis van Jezus Christus. Te midden van veel strijd en beproeving zijn het gouden jaren geweest voor het geestelijk leven van de gemeenten.   

1689                                                                                                                                        

In 1689 wordt stadhouder Willem III koning van Engeland. AI snel wordt er een verdraagzaamheidswet getekend en komt er een einde aan de vervolgingen. In 1690 komt de Assembly weer bijeen; de bisschoppen worden afgeschaft en de presbyteriale kerkvorm wordt weer ingevoerd. De strijd keert weer terug als na de dood van koning Willem III koningin Anne aan het bewind komt. De koningin probeert in 1689 invloed te krijgen in de kerk door het patronaatsrecht te wijzigen. Vanouds was het in Schotland de gewoonte dat een ‘patroon of leidinggevende van een dorp of stad een voorstel deed voor een te beroepen predikant. De gemeenten had dan het recht deze voorgestelde persoon te aanvaarden of af te wijzen. De koningin poogt nu het oude strijdpunt weer aan te wakkeren door de patroon het recht te geven ambtsdragers aan te stellen. De achterliggende bedoeling is, dat de patroon een predikant kan benoemen die in zijn straatje past. Dat zijn veelal andere predikanten dan de covenanters voorstaan. Ondanks verzet neemt het Parlement dit voorstel over, terwijl de Synode van de Schotse kerk zich nauwelijks verzet.

1733 en 1843

In 1732 tekent de bekende predikant ds. Ebenezer Erskine protest aan tegen het patronaatsrecht. Deze predikant is ernstig bezorgd over de ontwikkeling in de kerk. Vele predikanten zijn bevangen door de geest van de Verlichting. Deze ‘ verlichte’ predikanten willen vrijheid in de kerk om de Bijbel naar eigen inzicht uit te leggen. Zij worden “Moderates” (gematigden) genoemd. Erskine is van mening dat er steeds meer “Moderates” zullen komen als het patronaatsrecht gehandhaafd blijft. De Synode neemt het appél van Ebenezer Erskine niet over en in 1733 wordt Erskine met nog drie predikanten geschorst. In 1740 scheiden de bezwaarde predikanten zich af van de staatskerk en de “Secession Church” ontstaat. Het is de eerste grote afscheiding in Schotland. Vooral in de Schotse Hooglanden groeit hun aanhang. De naam van Ebenezer Erskine en die van zijn broer Ralph zijn nu nog niet vergeten. Hun preken worden ook vandaag nog gelezen en opnieuw uitgegeven.  

In 1843 vindt er opnieuw een afscheiding plaats. De Free Church ontstaat. De overheid en de wereldlijke rechters nemen steeds meer beslissingen in de kerk. Dit geeft al jarenlang grote spanningen. In 1843 komt de Synode van de kerk bijeen in Edinburgh. De officiële vertegenwoordiger van de koningin is ook gekomen. De voorzitter van de Synode verwelkomt hem en deelt mee dat voortzetting van de synodale vergadering niet mogelijk is, omdat de regering de rechten en vrijheden van de kerk steeds meer verkort. Hij legt een schriftelijk protest op tafel en verlaat de stampvolle kerk. Onder ademloze stilte vertrekken de synodeleden één voor één. Buiten stelt men zich op en vertrekt in een stoet naar Tornfield Hall, waar de Free Church gesticht wordt. 474 predikanten treden uit, 752 blijven in de kerk van Schotland. In de gemeenten van de Free Church krijgt de prediking van bekering en vrije genade weer een duidelijke plaats. Tevens wordt de presbyteriale kerkregering weer in ere hersteld.  

Ds. R.M. McCheyne overlijdt in datzelfde jaar op 29-jarige leeftijd. Voor zijn overlijden preekt deze jonge predikant zonde en genade. Hij stond van harte in de lijn van de puriteinse predikers, zoals John Knox, Samuel Rutherford en Thomas Chalmers, de eerste voorzitter van de Free Church.  Helaas wordt in 1892 door de Synode van de Free Church bepaald dat een ieder vrij is om de leer van de kerk op eigen wijze te interpreteren.                                                  

1893                                                                                                                                                                                       

Een aantal predikanten en ouderlingen verzet zich tegen deze leervrijheid. Zij scheiden zich in 1893 af. Het nieuwe kerkverband krijgt de naam Free Presbyterian Church. De kerkdiensten tonen overeenkomsten met de gerefomeerde gezindte in Nederland. Er zijn ook verschillen. Tijdens het gebed gaan alle gemeenteleden staan. De dienstdoende ouderling is tevens voorzanger, omdat men het orgel afwijst. Het zendingswerk van deze kerk – de Mbumazending – wordt vanuit Nederland ondersteund. Tijdens de zendingsdag spreekt er altijd een Schotse predikant. Op de laatstgehouden zendings-bijeenkomst (2022) riep ds. D. Ross de aanwezigen op tot Christus te vluchten. Een christen doet dat door Gods genade!                                                                        

Kennisname van de geschiedenis van de Schotse kerk leidt tot verwondering, vanwege Gods goedheid en trouw. Anderzijds is het verdrietig dat in Schotland steeds minder mensen in het Bijbelse spoor gaan. Schotland kent nauwelijks christelijk onderwijs. Een groot tekort voor kinderen en jongeren. En een gevaar van weg groeien van de kerk. Een waarschuwing voor ons land. ‘Strijd de goede strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt, voor vele getuigen (1 Tim. 6: 12)’.